zondag 29 april 2018

Dag 11 – 29 april

6.30 uur – laatste dag Veni Vidi Venray. Zit in Casa Veni Vidi Venray om de laatste stukjes te schrijven. Daarna opruimen, al blijven de teksten en de foto’s aan de wanden voorlopig hangen tot een volgende artist in residence z’n intrek neemt in Schoutenstraatje 15.

11.37 uur – Martin Manders van Cultura Venray, de organisatie die dit project in het garen gesponnen heeft, komt afscheid nemen. Hij heeft mijn verblijf in Venray geëvalueerd in de vorm van een gedicht, dat hij me overhandigt. Een mooier cadeau had ik niet kunnen krijgen – zoiets persoonlijks heeft zóveel meer waarde dan een boekenbon, een bloemetje of een fles wijn. We spreken af dat we ook nog eens gaan nakaarten tijdens een etentje.

12.05 uur – haal m’n spullen op bij de b&b waar ik tien nachten heb geslapen. En neem afscheid van landlady Riny Creemers, waarmee ik een aantal bijzondere gesprekken heb gevoerd tijdens m’n verblijf. We spreken af contact te blijven houden.

12.20 uur – vertrek uit Venray, met de auto van m’n zus ditmaal – het weer is te slecht om te fietsen en ik heb enige haast: VVV – Roda JC begint om half drie.

12.23 uur – ik verlaat het beloofde land.


12.31 uur – ik zet voor het eerst in elf dagen weer voet op Horster bodem. Horst-sweet-Horst!


12.34 uur – thuis. Veni Vidi Venray zit er nu echt op. Of een uitvoerige nabeschouwing er hier nog van komt, weet ik niet. Ik denk eerlijk gezegd van niet: vanaf morgen zitten er alweer allerlei andere verplichtingen aan te komen. Maar voor nu: Veni Vidi Venray was fan-tas-tisch! Ik heb van werkelijk elke dag, elk uur, elke minuut, elke seconde genoten. Zoveel gezien, zoveel gedaan, zoveel mensen gesproken. Intensief was het wel. Veel intensiever dan ik van tevoren had kunnen denken. Met name de tijd die in het schrijven gaat zitten, heb ik gruwelijk onderschat. Daardoor heb ik niet alles kunnen doen wat ik me had voorgenomen, daardoor voelde ik me soms opgejaagd en daardoor liet de kwaliteit van de teksten soms te wensen over. Maar dat zij dan maar zo.


Ik geef volmondig toe dat ik van Venray en de Venraynaren (of op z’n minst een aantal) ben gaan houden. Is Venray dan echt het beloofde land? Nee. Is het gras bij de Venrayse buren dan groener, wat m’n onderzoeksvraag (wel een heel groot woord) was? Nee. Gaat er dan niets boven Horst-sweet-Horst? Ook niet. Ach, lees m’n verslagen er nog maar eens op na en trek, eventueel tussen de regels door lezend, zelf uw conclusies. Persoonlijk lijkt me in elk geval dat er aanzienlijk meer overeenkomsten tussen Venray en Horst aan de Maas zijn dan verschillen.


Twee weken geleden kocht ik in het plaatselijke VVV-kantoor een plattegrond van Venray. De voorzijde daarvan ziet er zo uit:


‘Venray stad in de Peel.’ Toen zag ik er een bevestiging in van de Venrayse grootheidswaanzin. Nu denk ik daar toch wat genuanceerder over. Venray heeft wijken met winkelcentra, Venray heeft leefbaarheidsproblemen, Venray is multicultureel, Venray heeft koffieshops. Allemaal dingen die Horst niet (of minder) heeft of is. ‘Horst is een groot dorp, Venray een kleine stad’, zei Mart, die de tweede dag op bezoek kwam in Casa Veni Vidi Venray. ‘Ja, zo is het’, ben ik nu geneigd te zeggen.


Tot slot wil ik graag mijn dank uitspreken aan iedereen die ertoe heeft bijgedragen dat Veni Vidi Venray voor mij iets onvergetelijks is geworden: van de ontwerpster van het Veni Vidi Venray-vignet tot mijn landlady, van de mensen bij wie ik thuis een hapje mee mocht komen eten tot de bezoekers van Casa Veni Vidi Venray, van degenen die het avondprogramma tot iets memorabels maakten tot degenen die me hetzij door een gesprek hetzij door een wandeling wegwijs maakten in Venray, van de inrichter van de etalage tot de mevrouw die op een middag de ramen kwam wassen. Heel in het bijzonder wil ik Cultura Venray (waaraan ik de eer – zo voel ik dat echt – van het zijn van artist in residence – te danken heb) bedanken, en dan met name Martin Manders en Sanne Aben.

Top 15 van dingen waar ik ook nog over had willen schrijven maar waar ik niet aan toe ben gekomen

15. het Venrays dialect

14. de wanstaltige lichtmasten op het Henseniusplein


13. de leegstaande winkelpanden in hartje Venray

12. de gigantische hoeveelheid wapperende roodwitte linten aan verkeersbordpalen in Venray


11. de Venrayse brandgangen

10. ijsjes in de Venrayse openbare ruimte


9. Venrayse hondendrollen

8. de prachtige kastanjes op het Sint-Annaterrein


7. de aantrekkelijke kanten van het Schoutenstraatje

6. de bibliotheek, een van de mooiste gebouwen van Venray


5. de angstaanjagende roosters aan de achterzijde van een appartementencomplex aan de Langstraat


4. de staat van de Venrayse trapveldjes


3. de tentoonstelling van Jacqueline Hanssen in de schouwburg

2. Dylan Haegens, mijn tijdelijke buurman die ik elf dagen lang niet heb gezien


1. de kunstwerken van Gussen Wie

Top 5 – Brukskesiaanse olifantenpaadjes

Bij dezen wil ik ’t Brukske graag tot mijn favoriete Venrayse wijk uitroepen. Daar heb ik allerlei redenen voor, maar niet in de laatste plaats de overweldigende hoeveelheid olifantenpaadjes. Normalier is het voorkomen van het ontstaan van olifantenpaadjes het voornaamste uitgangspunt van stedenbouwkundigen. In het geval van ’t Brukske heeft het er alle schijn van dat ze voor één keer precies andersom hebben geredeneerd: het lijkt erop alsof ze alles in het werk hebben gesteld om maar zo veel mogelijk olifantenpaadjes te laten ontstaan. En het dient gezegd, de dames en heren zijn glansrijk geslaagd in deze missie.

Hier komt ie, zonder verdere omhaal van woorden, de Veni Vidi Venray top 5 van Brukskesiaanse olifantenpaadjes:

5.

Simple is beautiful

4.

Zo ongeveer het enige kaarsrechte olifantenpaadje dat in heel ’t Brukske te vinden is. Let ook op het schamppaadje tussen verhard pad, trottoir en boom.

3.

Klassieker. Jammer van de oneffenheid links aan het begin van het paadje.

2.

Kromming die helemaal meegaat met het pad. Degelijk vakwerk.

1.

De terreinwinst is minimaal, maar de vorm – smal aan het begin, uitdijend naar het einde toe, subtiele kromming – is o zo prachtig. Hopelijk ziet de Brukskesiaanse olifantenpaadjespolitie ziet erop toe dat die vorm voor altijd behouden blijft. 

Dag 10 – 28 april

7.30 uur – laatste volledige dag van Veni Vidi Venray. Ook nu het dagelijkse patroon: van mijn b&b in de Henseniusstraat loop ik via een doodstille Grotestraat naar Casa Veni Vidi Venray om daar te gaan schrijven.

10.30 uur – de fiets op maar weer. Eerst naar Veltum, waar de dertig verschillende tinten groen van de flat aan de Hubenhof me nu pas opvallen. Hoe is het in godsnaam mogelijk dat ik daar de afgelopen tien dagen achteloos aan voorbij ben gefietst?


10.53 uur – in ’t Brukske ontdek ik zowaar twee originele anti-hondenpoepbordjes.


Qua hondenpoepfrustratie lijkt het in Venray allemaal best mee te vallen. Ik heb hier althans weinig zelf in elkaar geknutselde drollenaanklachten kunnen ontdekken – dat is in Horst aan de Maas wel anders. Al kan het natuurlijk ook zo zijn dat de Venrayse anti-hondenpoepactivisten al in een grijs verleden het moede hoofd in de schoot hebben gelegd.

11.25 uur – ik dacht de olifantenpaadjes in ’t Brukske wel allemaal zo’n beetje te hebben gezien. Dat blijkt een misvatting, overal ontdek ik nieuwe exemplaren die ik bij m’n eerdere Brukskebezoekjes ben misgelopen. Mocht ik ooit nog keer worden uitgenodigd voor een artist-in-residenceschap in Venray, dan zou ik bij voorkeur uitsluitend en alleen in ’t Brukske willen bivakkeren. En echt niet alleen vanwege de olifantenpaadjes.

11.57 uur – ik mag hier dan regelmatig de loftrompet over Venray hebben gestoken, ook in Venray is het niet louter rozengeur en maneschijn. Ik had verwacht hier, in een toch veel stedelijkere omgeving dan Horst aan de Maas, een levendige graffiticultuur aan te treffen. Het tegendeel is het geval, ik heb zelfs de indruk dat Horst aan de Maas Venray op graffitigebied naar de kroon steekt. Mogelijk is mijn verblijf hier te kort geweest om een afgewogen oordeel te kunnen vellen. Hoe dan ook, de pilaren onder de brug over de spoorlijn in Oostrum bevatten tenminste iets dat er nog een beetje op lijkt.


12.17 uur – Zit ik me te beklagen over het gebrek aan graffiti in Venray, kom ik dit tegen op de Stationsweg in Oostrum:


Dit zijn nou de dingen waar ik het allemaal voor doe! Zó intrigerend! Onderdeel van een educatief klimaatproject voor basisschoolleerlingen? Een aanwijzing voor wegenbouwers dat die straatkolk precies op deze plaats moest worden aangebracht?  

14.23 uur – Ruben Creemers wipt even binnen in Casa Veni Vidi Venray, dat vanmiddag voor de laatste maal open is voor publiek. We constateren samen dat het een hele uitdaging is om het Schoutenstraatje te verlevendigen. Daarna besteed ik m’n tijd aan het schrijven, printen en ophangen van teksten. Na er nachtenlang van wakker te hebben gelegen, besluit ik de documentatie van dit project voort te zetten aan de wand tegenover de (nu volle) wand waarop ik ben begonnen.

16.00 uur – de deur van Casa Veni Cidi Venray gaat dicht: de Stoomcursus Verlorenwieldoprechtopzetten op het Sint-Annaterrein wacht. Ik pak m’n twee vuilniszakken met verloren wieldoppen, zeul ze mee naar het vijfhonderd meter verderop gelegen Sint-Annaterrein, trek m’n speciaal aangeschafte feloranje werkhandschoenen aan, zet op het terrein een route uit met veertien haltes waar ik iets zal vertellen over de wieldop die ik daar heb rechtop heb gezet, neergelegd dan wel opgehangen, trek m’n feloranje werkhandschoenen uit als dit klusje is geklaard, wacht bij de portiersloge tien minuten lang of er deelnemers komen opdagen, trek als dit niet het geval blijkt te zijn m’n feloranje werkhandschoenen weer aan, loop de zojuist uitgezette route in tegengestelde richting terug, stop de verloren wieldoppen weer in de twee vuilniszakken, trek m’n feloranje werkhandschoenen uit, zeul de volle vuilniszakken weer mee terug naar Casa Veni Vidi Venray en bedenk me onderweg dat ik het afgelopen uur een performance zal noemen – je moet je mislukkingen vieren.


18.06 uur – aankomst van Jan Dirk van der Burg, vanavond de laatste gast in Casa Veni Vidi Venray. Samen eten we in De Uitmarkt. Ik veganistische saté, Jan Dirk saté (‘dat brengt het flexitariërschap met zich mee’). We hebben heel wat te bepraten: we hebben elkaar te lang niet gezien, wat mede een gevolg is van het feit dat Jan Dirk er een groot genoegen in schept altijd iets te organiseren als VVV een thuiswedstrijd speelt en ik dus telkens verstek moet laten gaan.

20.15 uur – na een introductie waarbij hij een selectie van eerder werk toont, begint Jan Dirk met zijn show Morning Glory, een combinatie van beeld en gesproken woord, die hij heeft aangekondigd als ‘een uur infotainment door middel van een frisse duik in het bad van de erotiek. De mooiste recensies van teleurgestelde hoerenlopers, een analyse van “de witte sok”, een fenomeen dat immer op gespannen voet leeft met een potentieel seksueel verlangen én wat zijn radiator-hoeren eigenlijk?’ Iedereen die er niet bij is (en dat zijn er velen), moet zichzelf voor z’n kop slaan. In één woord: hilarisch. Door alle foute clubnamen (Coco Plaza, Pico Bello Club, Landhuis Rianda), foute liggingen (bedrijventerreinen, hoogspanningsmasten, desolate provinciale wegen), foute vormgeving en architectuur (golfplaten, dichte rolluiken, hekwerken), foute recensentennamen (Zaadgranaat, Bazookajoe, Sjaak de Wipper) en foute recensies (‘Pijpen is nog steeds opperbest, maar er gaat niets van uit’, ‘Wat een slappe weke doos zeg’, ‘Ondanks een dot glijmiddel kreeg ze hem er niet in’).


Als Jan Dirk aan het einde nog wat recent eigen werk wil vertonen, loopt z’n onlangs aangeschafte laptop steeds vast bij een recensie van Scharrelpik – zo’n avond is het ja.

22.30 uur – Jan Dirk vertrekt, hij heeft nog werk te verrichten op het Rabarberfeest in Heide. Ook al zoiets.

zaterdag 28 april 2018

Brukske in de oertijd

Het mag intussen wel duidelijk zijn dat ik een voorliefde heb ontwikkeld voor ’t Brukske. Martin Manders, werkzaam bij Cultura Venray, kent het Brukske nog van voordat het vanaf de jaren zestig een nieuwbouwwijk van Venray werd. In twee e-mails haalde hij er deze week prachtige herinneringen aan op. Met zijn toestemming publiceer ik die herinneringen hier:


‘Ik ben in zekere zin “oerbewoner” van het Brukske. Ik ben er namelijk geboren, weliswaar in 1957 toen het Brukske nog geen waterleiding en geen elektra had. Een riool heeft het uiteraard nooit gekend.

Ik heb de ombouw van het Brukske van dichtbij meegemaakt totdat we in 1973 verhuisden omdat onze boerderij afgebroken werd. Die stond ongeveer vijftig meter vanaf de huidige N270. En op tweehonderd meter van het moeras, waarin een schuilplaats was die m’n ooms gemaakt hadden in de Tweede Wereldoorlog. Daar kon je onder het schootsveld liggen, de Duitsers durfden het moeras niet in. Altijd spannend om daar met vriendjes uit het dorp (= Venray) te gaan spelen.

Ons huis had een hooizolder waarin een gat was gemaakt. Daardoor kon één mitrailleur het hele gebied vanaf Brukske tot aan het station overzien. Aan het eind van de oorlog wisselden de legers elkaar overdag en ‘s nachts af. Mijn moeder had Engelse en Duitse legitimatie, en evenzo voedselbonnen. Spannende tijd geweest heb ik me laten vertellen. Na de oorlog logees uit Amsterdam die hier kwamen bijkomen van de hongerwinter. Dat werden vrienden voor het leven, één leeft er nog van.

Een vroegere arbeidstherapie van Sint-Servaas (nu Vincent van Gogh Instituut) was om patiënten de moerassen laten dempen. Ze kwamen ‘s morgens bij ons langs “gewapend” met schoppen, en deels (geloof ik) aan elkaar gebonden met touw. In de Paes is een werkplaats en soort spoorlijntje met kiepwagens geweest. Het hele moeras werd gedempt. Latere inzichten qua natuurbeheer hebben het weer deels moerassig gemaakt. Nu heet het de Luense Paes.

Ja inderdaad een beetje jeugdsentiment.’ 

Dag 9 – 27 april

6.30 uur – in Hallo Venray lees ik dat de Venrayse politiek zich zorgen maakt om de ‘gevaarlijke rotonde’ tussen Oostsingel, Zuidsingel en Henri Dunantstraat. De veiligheid van fietsers zou er onvoldoende zijn gewaarborgd. Heb ik persoonlijk de afgelopen week niets van gemerkt. Als er in Venray iets beter is dan in Horst aan de Maas, dan zijn het wel de rotondes. Waar je in Horst aan de Maas bij de nadering van een rotonde steeds twijfelt of je als fietser nu wel of geen voorrang hebt, is het in Venray zo klaar als een klontje: fietsers genieten voorrang. Altijd en overal. (Het wachten is nu natuurlijk op een Venraynaar die me op dit punt gaat corrigeren.) Verder wordt me bij lezing van Hallo Venray duidelijk dat CDA’ers hier in hun stukjes al precies hetzelfde zalvende niets-aan-de-hand-toontje aanslaan als hun collega’s in Horst aan de Maas.

7.15 uur – drukte van belang als ik naar Casa Veni vidi Venray wandel: Koningsdag. Zie verschillende kinderen bezwijken onder het gewicht van de tassen waarin ze hun kindermarktspullen meezeulen.

10.30 uur – m’n schrijfwerk zit er voorlopig weer op. Tijd voor een fietsrondje. Eerst maar eens richting Veltum, om nogmaals foto’s te maken van de verscheidenheid in de eenheid van de garageboxen aan de Weverstraat. Om een werkelijk geslaagde serie te maken zou ik veel meer tijd moeten nemen en over veel betere apparatuur moeten beschikken.

10.48 uur – De Perdstal beroemt zich erop de beste pannenkoekenbakker van Limburg te hebben. Kon wel eens veranderen met de Horster kasteelboerderijpannenkoek in aantocht.  


10.58 uur – het buitengebied in de omgeving van Merselo oogt wat lieflijker dan dat van gisteren in de omgeving van Heide, Veulen en Leunen. Toch besluit ik m’n verkenningen van het Venrayse buitengebied vanaf nu te staken: de overeenkomsten tussen Venray en Horst aan de Maas zijn me te groot. De verschillen ontdekken vind ik interessanter. Ik weet inmiddels dat ik daarvoor in de eerste plaats in Venray zelf moet zijn en niet in het buitengebied.

11.15 uur – een van mijn grootste genoegens is het bezoeken van industrieterreinen op zon- en feestdagen, als ze nagenoeg verlaten zijn. Ook hier, op industrieterrein Smakterheide, in de omgeving van de Maasheseweg, is het volop genieten. Hoewel: het voormalige Inalfa-complex in staat van ontbinding zien doet me pijn.


Het zal toch niet op de schop gaan? Zou zonde zijn van zo’n karakteristiek voorbeeld van wederopbouwarchitectuur. Ik raak onder de indruk van het ritme van de gevels, van het gebrek aan opsmuk, van de overkragingen (als dat de juiste term is), van het het-is-niet-meer-dan-het-is.


Het gebouw heeft geen tierlantijntjes nodig, het heeft genoeg aan z’n soberheid om te imponeren.  


12.25 uur – op het Sint-Servaasterrein. Ik hoor livemuziek. Die klinkt zoals deze auto


(ongetwijfeld de muzikantenauto) oogt: bijzonder aanlokkelijk. Slechts met grote moeite weet ik de verleiding te weerstaan om hier halt te houden. Andere verplichtingen roepen.

12.40 uur – op het fietspad waar ik eerder deze week een graffito van het mannelijk geslachtsdeel met het bijschrift ‘Naailand’ aantrof, trekt nu een gemaltraiteerde lantaarnpaal m’n aandacht. Ik heb ‘m nooit in ongemaltraiteerde staat gezien, maar ik kan me niet voorstellen dat ie toen mooier was.


14.00 uur – de Venraynaren zijn te zeer in Koningsdagstemming om een bezoek te brengen aan Casa Veni vidi Venray. Komt me eerlijk gezegd wel goed uit omdat het me de kans biedt verder te schrijven en foto’s en teksten op te hangen. Zo langzamerhand dient zich wel een keuze aan waar ik al dagenlang tegenop zie: de wand waarop ik in woord en beeld verslag doe van m’n bevindingen is bijna vol – op welke van de overige wanden moet ik verdergaan? Nog maar eens een nachtje over slapen.

17.30 uur – eetafspraak thuis bij Mariëlle van der Beele, haar partner Peter van de Laar en zoon Jim (groep 3). Vrijdag is hun vaste fritesdag. Of dat geen bezwaar is, heeft Mariëlle me van tevoren gevraagd. Natuurlijk niet, ik eet wat de pot schaft, mits die vegetarisch is. In afwachting van de frites voetbal ik met Jim. Hij weet de spelregels steeds zo te veranderen dat hij uiteindelijk als winnaar uit de bus komt. Ik heb er vrede mee, ben nooit een winnaarstype geweest. Daarna frites van Vette Perry, met wederom een gekruide groentekroket.


Mariëlle werkt nu bij de Kunstwerkplaats en heeft in het verleden bij enkele woningbouwverenigingen gewerkt. Peter is medewerker leefbaarheid bij Wonen Limburg, eerst jarenlang in ’t Brukske, nu in Horst aan de Maas en Venlo. We spreken lang over ’t Brukske, waar Peter ook is opgegroeid. Jammer dat ik Peter pas ontmoet nu m’n verblijf in Venray op z’n eind loopt. Hij had me zonder enig probleem in contact kunnen brengen met enkele bewoners van de binnenring van de wijk – iets dat ik heel erg graag zou willen. Mensen uit Polen en de vraag hoe je hen meer bij de Nederlandse samenleving kunt betrekken zijn een ander gesprekspunt. Ook nu weer heb ik het gevoel dat we nog uren door zouden kunnen praten. Zó boeiend. We spreken af om elkaar na afloop van Veni Vidi Venray nogmaals te ontmoeten.

19.15 uur – terug in Casa Veni vidi Venray, waar Jan Philipsen de voorbereidingen treft voor zijn presentatie. Die gaat over een boom. Een eeuw geleden de enige boom in het verder kale Peellandschap waarin na de Tweede Wereldoorlog het dorp Evertsoord zal ontstaan. Dat maakte de boom zo bijzonder dat ie zelfs op topografische kaarten werd weergegeven.


In de werkelijkheid zag dat er zo uit:


Jan heeft deze foto uit 1939 tot in het kleinste detail geanalyseerd. Uit de kleding van de drie mannen op de voorgrond leidt hij af dat de foto op een zondag moet zijn gemaakt. En wel aan het eind van de middag, gezien de lange schaduwen. De hoogte van het graan (rogge) duidt op een dag ergens eind juli, begin augustus. In feite is de functie van het paaltje, enkele meters links naast de drie mannen, het enige vraagteken waar hij nog mee zit.


Verdere details over de voordracht van Jan ga ik hier niet precies uit de doeken doen, had u maar moeten komen luisteren. Ik kan u wel verklappen dat het een prachtige avond was: informatief, vol humor en discussie. En ook Nietzsche kwam nog even voorbij.   

22.45 uur – terug in mijn b&b waar ik kennismaak met Ruben, de zoon des huizes, en diens vriend Seth Hirdes. We praten nog bijna anderhalf uur over het kunstklimaat in Venray, over het Schoutenstraatje en over mijn verblijf hier in Venray. Ze hebben goede herinneringen aan Horst aan de Maas, de Horster meisjes en Heveco. In dat laatste zouden ze wel eens vrij alleen kunnen staan.

vrijdag 27 april 2018

Spelement

Roel Sanders maakte me dinsdag attent op Spelement, een kunstwerk dat ooit voor de schouwburg in Venray stond en dat nu volgens hem ergens was weggemoffeld bij een school in ‘t Brukske. Ik ging er diezelfde middag nog naar op zoek. Hoe ik ook zocht, ik kon het nergens vinden. ’s Avonds was Gé Peeters op bezoek in Casa Veni vidi Venray. Hij wist me duidelijk te maken dat ik het ’s middags bijna omver moest hebben gefietst – vermoedelijk was ik te zeer afgeleid door alle olifantenpaadjes in ’t Brukske. De volgende ochtend had ik het binnen de kortste keren gevonden.


Spelement bleek alle inspanningen die ik me ervoor had getroost meer dan waard. Het beton maakt het stoer, terwijl de frisse kleuren het tegelijkertijd ook heel speels maken. Voor mij is het met enige afstand het mooiste kunstwerk dat ik tot dusverre in Venray heb gezien (en ik heb er intussen al heel wat gehad).  


Op de fiets langs kunst, een gids met twee fietsroutes langs Venrayse kunstwerken, zegt over het uit 1972 daterende Spelement:
‘Dit veelkleurige betonnen kunstwerk is meer dan een kijkobject. Het is vooral een speel-, klim- en klauterobject. Een kunstzinnig speeltje. Het werd aan gemeente en burgerij geschonken door Bouwmij Janssen Venray bij het 25-jarig bestaan. Met rubberen tegels omringd stond het jarenlang voor het Cultureel Centrum, nu de Schouwburg.’

Toen ik woensdag berichtte over Spelement, leidde dat, vooral op Facebook, tot de nodige reacties. Ivonne Voigt:
‘Dat kunstwerk, daar konden we in een tussenuur (Boschveld) altijd lekker op zitten met een zak chips en blikje fris van de goedkope supermarkt tegenover.’
Véronique Jakobs:
‘Op spelen tijdens de carnaval, kermis, of gewoon als we in het dorp waren! Terugplaatsen!!!’
Roel Sanders:
‘Ik herinner het mij uit de tijd dat het nog voor de schouwburg stond. Een tijdje geleden wilde ik het gebruiken in een les kunstbeschouwing met kleuters van de Krokodaris, blijkt het zelfs op world wide web onvindbaar zijn. Herwaardering van dit kunstwerk lijkt mij op zijn plaats.’
Gé Peeters, jarenlang docent aan basisschool De Flierefluit, waar Spelement in 1987 naartoe werd verplaatst:
‘Ik ben er trots op dat ik waarschijnlijk de volwassene ben die het meest op dit kunstwerk heeft gezeten. En dan riep ik: “Let op Hakan, je wordt bijna getikt.” Of: “Dat is een goeie verstopplek, Tamara.” Of: “Je mag wel naast me zitten, Samira, maar blijf uit mijn zon!”’
Pieter Weerts dook een oud krantenbericht op:


Is het misschien een idee dat deze dames en heren eens de koppen bij elkaar steken om te bewerkstelligen dat Spelement ergens in Venray weer een plaats krijgt die het verdient?


Niet onbelangrijk is ten slotte dat er ook nog een Horster tintje aan Spelement zit: het is een werk van Daan Wildschut (1913-1995), die tien jaar van zijn jeugd in Horst doorbracht. Wildschut ontwierp in 1953 ook de twee vensters van de doopkapel in de Horster Sint-Lambertuskerk. Verder maakte hij zeventien gebrandschilderde ramen voor de raadszaal van het voormalige gemeentehuis aan de Steenstraat. Een beeldhouwwerk van zijn hand, De Barmhartige Samaritaan, kreeg in 1968 een plaats voor het toenmalige Sint-Antoniusziekenhuis. Dat is – overeenkomst met Spelement! – nu ergens weggemoffeld in Hof te Berkel.