zaterdag 21 april 2018

Dag 2 – 20 april

8.00 uur – in Casa Veni vidi Venray om te werken aan het verslag van de eerste dag

10.00 uur – centrumwandeling. Getroffen door de grote hoeveelheid niet van vlees en bloed en niet versteend zijnde driedimensionale mannenfiguren in de openbare ruimte aldaar. En door het ontbreken van niet van vlees en bloed en niet versteend zijnde driedimensionale vrouwenfiguren in diezelfde openbare ruimte.

11.15 uur – onderweg naar Omroep Venray voor een radio-interview over Veni vidi Venray. Omdat ik te vroeg ben fiets ik door het gebied tussen Langeweg en Westsingel. Wekt, zoals zoveel hier, herinneringen aan m’n middelbare schooltijd. Augustus 1977, brugklas, eerste of tweede schooldag. Vossenjacht, in het gebied tussen Langeweg en Westsingel. Vreselijk, totaal niet op m’n gemak, me geen houding weten te geven. Wat de daaropvolgende zes jaar min of meer zo zou blijven, in het bijzonder bij buitenschoolse activiteiten. Vandaag valt er hier meer te lachen, bijvoorbeeld om de blik in de ogen van dit mormel dat bevreesd lijkt te zijn dat ie ervan langs krijgt van z’n baasje omdat ie niet overtuigend genoeg ‘Ik zit er mee in mijn maag!’ heeft gezegd. Als het beestje een beetje karakter had, zou het trouwens weigeren zo’n infantiele tekst uit te spreken.


13.00 uur – terug in Casa Veni vidi Venray. Werken aan teksten. Ik voel me verplicht gedetailleerd verslag te doen van m’n verblijf hier. Maar ik merk nu al dat in dat schrijven veel meer tijd gaat zitten dan ik van tevoren had gedacht. Waardoor er minder tijd is voor dorpsverkenningen en ontmoetingen. Lastig, te meer omdat dit de druk op het schrijven vergroot, wat de kwaliteit dan weer niet ten goede komt.

13.45 uur – de eerste twee bezoekers in Casa Veni vidi Venray! Mart en Jacqueline. Uit Horst. Ook Jacqueline had op de fiets onderweg naar het Boschveldcollege altijd, elke dag, zowel op heen- als terugweg wind tegen. Zou toch eens wetenschappelijk onderzoek moeten worden verricht naar dit bijzondere natuurfenomeen. Gevraagd naar de verschillen tussen Venray en Horst aan de Maas zegt Mart: ‘Heel simpel: Horst is een groot dorp, Venray een kleine stad.’ Ze hebben allerlei tips om bezoekers naar m’n stulpje te lokken, maar het lokken van bezoekers naar mijn activiteiten is niet een van mijn grootste kwaliteiten. Misschien ook wel niet een van mijn grootste ambities. En dus blijft het stil nadat Mart en Jacqueline weer zijn vertrokken. Wat me weer tijd biedt om te schrijven. En de resultaten daarvan te printen en aan de muur te bevestigen. En me godsgruwelijk te ergeren als blijkt dat twee velletjes die ik heb opgehangen niet precies op elkaar aansluiten.


16.30 uur – naar de opening van de expositie De stad verbeeld in het Venrays Museum. Wat ik daar zie, zal me de rest van de dag niet meer loslaten. Zal er een afzonderlijk stukje aan wijden.

18.00 uur – óp d’n aet (is dat ook Venrays?) bij Bert Albers. Om Venray beter te leren kennen, heb ik Venraynaren opgeroepen mij bij hen thuis uit te nodigen voor een maaltijd. Bert is een van de twee mensen die hebben gereageerd (reageren kan nog altijd). We hebben elkaar nooit eerder gesproken, al weten we wel zo’n beetje van elkaar wat we doen (Bert was onder meer journalist bij Dagblad De Limburger en werkt nu bij de gemeente Venray). We eten buiten. Salade, gevolgd door lasagnette. Dit laatste naar een recept van Rens Kroes. ‘De broer van …’, aldus Bert. Wereldvreemd als ik ben, weet ik natuurlijk weer niet van wie. Wat de lasagnette er overigens niet minder heerlijk op maakt.


We spreken uitvoerig over verschillen en overeenkomsten tussen Venray en Horst aan de Maas. En zoeken naar verklaringen. De verschillen lijken vooral terug te voeren op de komst van de psychiatrische instellingen naar Venray aan het begin van de twintigste eeuw. Venray kreeg daardoor een heel andere bevolkingssamenstelling dan Horst aan de Maas. Wat ertoe heeft geleid dat Venray meer gewend is aan mensen van buiten, ‘import’. Bert is wel eens jaloers op de Horster slagvaardigheid: ‘Jullie doen gewoon, wij hebben het er eerst nog eens over.’ Overigens moeten we de verschillen ook weer niet overdrijven, aldus Bert. Ook de muziek, de politiek en het buitengebied in beide gemeenten komen uitgebreid aan de orde. Ik heb het gevoel dat we nog uren zouden kunnen doorpraten, maar plicht (de volgende afspraak in Casa Veni vidi Venray) roept. Bij mijn afscheid geeft Bert me Tussen VIC en ik – 10 jaar ‘Over de Rooy’ – zijn gebundelde columns uit Dagblad De Limburger – cadeau. Dank, Bert, voor het boek, voor de maaltijd en voor het gesprek!


20.00 uur – in vliegende vaart fiets ik terug naar Casa Veni vidi Venray. Waar Jan Duijf (Kloosterstraat Horst), mijn gast van vanavond, me al staat op te wachten. Even later arriveren Frank en Safia. Uit Melderslo. Samen vormen zij deze avond het voltallige publiek. Wat jammer is, want de twee verhalen die Jan voordraagt verdienen een veel groter gehoor. Van de andere kant is de beleving, nu we slechts met z’n vieren zijn, veel intenser en het gesprek dat zich ontwikkelt naar aanleiding van de verhalen veel diepgaander en persoonlijker.


In ‘Het hemelse Jeruzalem’ haalt Jan herinneringen op aan Venray: ‘Mij werden thuis met de paplepel twee vijandbeelden ingegeven: de haat tegen de Duitsers en een nog dieper zittende afkeer van Venray en de Venraynaren.’ Die kwam vooral tot uiting op voetbalgebied: ‘Van Venray verliezen, zorgde voor echte pijn en verdriet. Werd er gewonnen dan voelde men zich in Horst als het ware boven dat immer arrogante Venray uitgroeien.’ Maar ‘Het hemelse Jeruzalem’ is vooral ook een liefdesverklaring aan zuster Philomena, docente aan Jerusalem, de middelbare school in Venray waar Jan zich in 1972 als HAVO-leerling meldde. ‘Philomena was een echte Non de Dieu. Verbazingwekkend dat ze zich zo openstelde voor zaken die mij bezig hielden en die bepaald niet strookten met haar katholieke geloofswereld. Ze hielp mij bij het onbevangen ontdekken van de wereld.’ Niet dat Jan dat toen al in de gaten had: ‘In mijn naïeve arrogantie had ik in die tijd helemaal niet door wat ik allemaal aan het Hemelse Jerusalem te danken heb. (…) Ik begreep niet dat ik een van de mooiste tijden uit mijn leven in Venray doorbracht.’

Ik kan alleen maar oprecht hopen dat Jan ooit besluit ‘Het hemelse Jeruzalem’ te publiceren. Voor nu prijs ik me gelukkig dat ik getuige mocht zijn van de Erstaufführung.